Liedjes op je handpan, deel 1

Handpan is enerzijds natuurlijk een vrij toegankelijk instrument. Met spelen op intuïtie krijg je al gemakkelijk een prettig geluid. Anderzijds kan dit instrument écht eigen maken nog best veel vragen. Enkel een prettig geluid eruit krijgen geeft niet heel lang voldoening. Bij het eigen maken van jouw handpanspel kan handpanles een fijne meerwaarde zijn. Lessen geven richting aan je spel, en het toont je wegen die je anders wellicht moeilijk had gevonden.

Als je deze wegen hebt gevonden, en verschillende patronen en speelstijlen kan spelen op jouw handpan, kan het alsnog lastig zijn om hier echt iets eigens van te maken. Een oefening kan gemakkelijk blijven klinken als een oefening, terwijl je eigenlijk de transitie naar een liedje zou willen maken. Deze transitie kan absoluut lastig zijn. Zo is het idee onstaan om een aantal blogs te wijden aan dit onderwerp. Blogs met als doel om je te helpen liedjes op je handpan te spelen, ongeacht niveau. Vandaag dus: deel 1 van deze serie over liedjes spelen op je handpan!

Een kop en een staart

De makkelijkst toepasbare tip is er één die ik geregeld noem in zowel mijn online cursussen als mijn live handpanlessen via Zoom. Spelers blijven de oefening vaak een aantal keer spelen, en stoppen dan. Als je dat doet zal het altijd blijven klinken als oefening. Als je begint met een oefening is dit natuuriljk niet erg, het is dan ook nog puur een oefening. Als je het patroon nog in de vingers moet krijgen is die lange repetitie van hetzelfde juist goed. Wanneer die fase is afgerond, en je de volgende stap wil zetten en een liedje wil maken van de oefening, kunnen een kop en een staart een fijne oplossing bieden.

Een staart

Zodra je een patroon onder de knie begint te krijgen, is mijn advies om zo snel mogelijk een klein spanningsboogje te maken van hetgeen dat je speelt. Dat kan zo klein zijn als een vertraging inbouwen aan het einde van je spel, en dan stoppen op de 1. Dit laatste houdt dus in dat je niet eindigt bij het einde van het patroon, maar daar de laatste keer nog de eerste noot van het patroon achteraan speelt. Op deze manier breng je het patroon als het ware thuis, je zet een punt achter het gespeelde verhaal.

Een kop

Bovenstaande alinea bouwt dus een staart aan je spel; je creëert op een eenvoudige manier een mooi en duidelijk einde. Een mooie en functionele kop is niet zo eenvoudig te maken. Wat kan werken: probeer een wat meer uitgeklede versie te vinden hetgeen dat je speelt. Je hoeft het patroon niet volledig om te gooien, meestal is een paar noten uit het patroon halen al voldoende. Dit zal resulteren in een wat meer ademende, open versie van wat je speelt. Als je dit ook nog eens wat zachter speelt ontstaat een inleidende versie, voorafgaand aan de volledige versie. Deze volledige versie is dan dus de versie die je normaal gesproken al speelt. Door deze kop aan je patroon toe te voegen geef je de ruimte om lekker het gespeelde in te glijden, in plaats van dat je als luisteraar meteen in het diepe wordt gegooid.

Probeer deze kop en staart eens uit op verschillende patronen die je graag speelt. Je zult zien dat oefening puur door deze toepassing direct meer gaan klinken als kleine liedjes op je handpan!

Liedjes op je handpan

Vormschema’s

Vormschema’s zijn iets dat je in deze blogs geregeld tegen gaat komen. We gaan deze toepassing stapsgewijs uitbreiden. Allereerst omdat vormschema’s kunnen variëren van simpel tot vrij complex, maar zeker ook omdat vormschema’s dé sleutel zijn tot echt liedjes spelen.

Voor een vormschema heb je verschillende delen nodig. Elk liedje dat je kent bestaat uit verschillende delen. De bekendste hiervan zijn een couplet en een refrein. Iedereen heeft deze namen wel eens voorbij zien komen, en elk liedje heeft beide delen in zich (al moet daarbij gezegd worden dat de termen couplet en refrein vooral in het popcircuit gebruikt worden, binnen bijvoorbeeld klassieke muziek of jazz gelden andere benamingen).

Om te leren spelen met coupletten en refreinen zou ik je eerst willen uitdagen om je oren te trainen. Zet een liedje naar keuze aan, en probeer te ontdekken wat hierbij het refrein is, en wat het couplet. Waarschijnlijk is het refrein het deel dat je je het best herinnert. Ook zit de titel meestal verwerkt in de tekst van het refrein. Om je wat meer inzicht te geven in het verschil tussen een couplet en een refrein:

Couplet

Een couplet is het deel van het liedje dat het verhaal vertelt. Coupletten zijn doorgaans iets langer dan een refrein, en zijn qua energie wat meer behoudend. In een couplet is zeker ook wel wat herhaling te ontdekken, maar minder dan in een refrein.

Refrein

Een refrein is het centrum van het liedje. Het is vaak het meest herkenbare en pakkende deel van het liedje. Herhaling speelt hierbij een grote rol, in een refrein herhaalt tekst en/of melodie zich geregeld.

Toepassing op jouw handpan

Laten we proberen coupletten en refreinen te gaan gebruiken om liedjes op je handpan te spelen. Probeer twee variaties te vinden van een patroon dat je speelt, die wel duidelijk verschillend van elkaar zijn. Dit kan dus een heel volle ‘aangeklede’ variant zijn tegenover een meer lege ‘uitgeklede’ variant. Wat ook kan werken is twee verschillende patronen, zolang deze twee in hetzelfde tempo gespeeld kunnen worden.

Probeer te bepalen welke van deze twee het meest geschikt is als refrein of couplet. De meest herkenbare zou dus een goede kandidaat zijn voor het refrein. Als je dat moeilijk te bepalen vindt, zou je kunnen kiezen voor de meest harde versie als refrein. Het is niet de meest innovatieve manier, maar volume kan zeker een rol spelen bij iets het meest dominant en dus herkenbaar maken.

A – B

Een algemenere manier van delen omschrijven is in letters. Zo wordt het doorgaans ook gedaan in de muziekscene, omdat zoals eerder gezegd niet elk genre spreekt in termen als couplet en refrein. Je zou hierbij het couplet A kunnen noemen, en het refrein B. Probeer eens te gaan A-B’en met de gekozen patronen. Let hierbij op de lengte van beide delen, en probeer dit consistent te houden. Het A’tje hoeft niet perse even lang te duren als het B’tje, coupletten (A) duren doorgaans iets langer dan refreinen (B).

Alles samen

Als het je is gelukt om een mooi A-B’tje te maken, is de laatste stap om de eerder besproken kop en staart toe te voegen. Dit werkt het best als je een aantal ronden A-B doet. je zou dan het volgende schema kunnen krijgen:

A – B – A – B – A

Hier bij is de dikgedrukte A de kop, dus de versie die wat meer uitgekleed en zacht is.
De cursieve A is de staart, dus de versie die aan het einde vertraagt en stopt op de 1.

Als dit lukt heb je zo een liedje op je handpan te pakken, en heb je twee oefeningen omgevormd naar iets nieuws. Tel uit je winst! In de volgende blog gaan we verder met het verkennen van liedjes op je handpan. Tot dan!

Liedjes op je handpan 2
Wil je de op de hoogte gehouden worden van deze blogs? Meld je dan hier aan.
Log in om de volledige inhoud te lezen. (Heb je nog geen videolespakket? Je kunt hier een pakket kiezen!)